In een franchiseovereenkomst kan een zogenoemd arbitragebeding zijn opgenomen. Dat is een beding dat inhoudt dat een franchisegever en een franchisenemer in het geval van een geschil zich moeten wenden tot een arbiter in plaats van de ‘normale’ burgerlijke rechter. Maar wat gebeurt er eigenlijk als een dergelijke franchiseovereenkomst nietig is of wordt vernietigd? Is het daarin opgenomen arbitragebeding dan ook automatisch nietig of vernietigd?
Geschillenbeslechting en franchise
Als een franchisegever en een franchisenemer in een geschil zijn verwikkeld, zullen zij bij voorkeur eerst moeten proberen om met elkaar het geschil op te lossen. Dus zonder de tussenkomst van een burgerlijke rechter of arbiter. Die insteek is ook gerechtvaardigd vanwege de Wet franchise. Op grond van artikel 7:912 van het Burgerlijk Wetboek zijn franchisegever en franchisenemer immers verplicht zich jegens elkander te gedragen als respectievelijk ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’. Gezien de (bijzonder) brede formulering van deze verplichting zou daar ook een grondhouding van partijen in gelezen mogen worden dat onderlinge geschillen zoveel mogelijk in der minne moeten worden opgelost.
Arbitrage en franchise
Op enig moment zal echter kunnen blijken dat minnelijk overleg geen oplossingen biedt en dat één van de partijen zich toch genoodzaakt voelt om toch rechtsmaatregelen te treffen. Deze rechtsmaatregelen worden doorgaans getroffen bij de ‘normale’ burgerlijke rechter in een bepaald arrondissement, bijvoorbeeld waar de gedaagde partij is gevestigd. Dat betreft rechtspraak door een door de overheid aangestelde rechter.
Alternatief kan er in de franchiseovereenkomst een zogenoemd arbitragebeding zijn opgenomen. Dat is een contractueel beding dat inhoudt dat partijen bij een geschil zich niet moeten melden bij de burgerlijke rechter, maar bij een arbiter. Dat is – kort gezegd – een particuliere scheidsrechter die door partijen wordt ingeschakeld om hun geschil op te lossen.
Voor- en nadelen van arbitrage
Zoals ik in een eerder artikel al heb opgemerkt (klik hier voor het volledige artikel) zijn er diverse voor- en nadelen te benoemen van geschillenbeslechting via arbitrage ten opzichte van de ‘normale’ rechtsgang bij de burgerlijke rechter. Zo biedt arbitrage partijen bijvoorbeeld de gelegenheid om een specifieke arbiter te vragen om het geschil te beslechten. Dat is handig als er bepaalde (technische) kennis vereist is voor de beoordeling van de betreffende zaak. Ook is een arbitrage procedure doorgaans sneller afgewikkeld dan een ‘normale’ gerechtelijke procedure. Nadelen zijn er ook waaronder de (doorgaans) hogere kosten van een arbitrage procedure ten opzichte van een gerechtelijke procedure. Kortheidshalve verwijs ik naar bovengenoemd artikel.
Arbitragebeding
Om aanspraak te kunnen maken op particuliere geschillenbeslechting via arbitrage zal er in de franchiseovereenkomst dus een rechtsgeldig arbitragebeding moeten zijn opgenomen. Is dat niet het geval, dan kan de partij, die zonder een rechtsgeldig arbitragebeding voor een arbiter wordt gedaagd, zich beroepen op de onbevoegdheid van de arbiter.
In het arbitragebeding moet in ieder geval bepaald zijn dat partijen in het geval van een geschil zich verbinden aan arbitrage. Idealiter spreken partijen op voorhand ook allerlei praktische zaken met elkaar af, zoals hoeveel arbiters recht zullen spreken, hoe de kosten van arbitrage worden verdeeld, of er vertrouwelijkheid moet worden betracht, et cetera. Het is daarbij vaak het gemakkelijkste om aansluiting te zoeken bij een arbitragereglement waarin dat soort zaken al zijn geregeld, zoals bijvoorbeeld van het Nederlandse Arbitrage Instituut (NAI).
Gevolgen van vernietiging franchiseovereenkomst
Maar wat nu als de franchiseovereenkomst, waarin het arbitragebeding is opgenomen, nietig is of wordt vernietigd? Bijvoorbeeld vanwege een wilsgebrek, zoals dwaling of bedrog. Dan wel omdat de overeenkomst – om wat voor reden dan ook – in strijd is met de wet, de goede zeden of met de openbare orde. De franchiseovereenkomst wordt dan immers geacht nooit bestaan te hebben en niemand kan nog een beroep doen op de bedingen in deze overeenkomst.
Dus ook niet op het arbitragebeding? Voor arbitragebedingen geldt echter een uitzondering op het voorgaande. In dat kader kan verwezen worden naar een recente kwestie bij het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2022:576 – klik hier voor het volledige arrest) waarin onder meer de vraag aan de orde kwam wat er gebeurt met een arbitragebeding als de franchiseovereenkomst nietig zou zijn.
Kort samengevat kwam deze zaak er op neer dat een franchisegever op basis van een arbitragebeding met succes een arbitrageprocedure had aangespannen tegen een franchisenemer. Deze franchisenemer vorderde vervolgens vernietiging van het arbitraal vonnis met (onder meer) de stelling dat de franchiseovereenkomst nietig zou zijn wegens strijd met Belgische wetgeving. Het arbitragebeding was in de visie van de franchisenemer daarom eveneens nietig. De arbiter was dan ook helemaal niet bevoegd om het arbitraal vonnis te wijzen.
Het hof oordeelt dat op grond van artikel 1053 Burgerlijke Rechtsvordering een arbitragebeding als een afzonderlijke overeenkomst moet worden beschouwd en beoordeeld. Dat betekent dat – ook al zou de franchiseovereenkomst nietig zou zijn wegens strijd met de wet – dit niet automatisch betekent dat het arbitragebeding ook nietig is. Het arbitragebeding staat immers los van de franchiseovereenkomst, de zogenoemde ‘separabiliteit van de arbitrageovereenkomst’.
Conclusie
Kortom, de nietigheid van de franchiseovereenkomst betekent niet automatisch dat een eventueel daarin opgenomen arbitragebeding ook nietig is. Ook in het geval dat de partijen bij een franchiseovereenkomst een geschil hebben over de nietigheid of vernietigbaarheid van die overeenkomst, zoals dwaling, blijft de arbiter dus bevoegd om daar kennis van te nemen.
Jan-Willem Kolenbrander
Advocaat franchise-recht en commerciële contracten